De Winkel van Sinkel, het eerste warenhuis van Nederland, werd opgericht door de Duitse ondernemer Anton Sinkel (1785-1848).
De Duitse ondernemer Anton Sinkel opende op 22 april 1822 in Amsterdam een stoffenwinkel. Uiteindelijk groeide deze zaak aan de Nieuwendijk uit tot het eerste warenhuis van Nederland. Voor het eerst werd alle koopwaar uitgestald in etalages waardoor bezoekers ook van buiten de winkel al konden zien wat er zoal te koop was.
Het eerste warenhuis van Nederland was populair. Sinkel besloot daarom ook vestigingen te openen in Leeuwarden, Rotterdam, Leiden en Utrecht. De ondernemer verzint zelf een versje waarmee hij reclame maakt voor zijn winkelformule:
“In de winkel van Sinkel is alles te koop, hoeden en petten, en damescorsetten, drop om te snoepen, en een pil om te poepen.”
De opvallendste vestiging van de Winkel van Sinkel bevond zich aan de Oudegracht in Utrecht. Dit pand werd ontworpen door de Rotterdamse architect Pieter Adams. Het werd een voor Nederland opvallend gebouw met aan de voorzijde zogenaamde kariatiden, vrouwenbeelden die gebruikt worden als zuil of pilaar.
Concurrentie
De warenhuizen van Anton Sinkel kregen in de loop der tijd steeds meer concurrentie. Onder meer van warenhuizen als Vroom & Dreesmann en De Bijenkorf. Uiteindelijk kon de Winkel van Sinkel deze concurrentie het hoofd niet meer bieden.
Hoewel de warenhuizen niet meer bestaan kom je de naam ‘Winkel van Sinkel’ in veel Nederlandse dorpen en steden nog tegen. Meestal wordt de naam gebruikt voor kleinere winkeltjes waar vooral tweedehands spullen worden verkocht.